Home

Viering 70 jaar KNUROO 


Het heeft altijd deel uitgemaakt van de militaire traditie om aandacht te besteden aan het verleden. Een job waarbij wel eens levens verloren gaan heeft nu eenmaal meer behoefte aan zingeving dan een doorsnee kantoorbaantje. Zingeving wordt vooral gezocht in het participeren aan een hoger doel, een ideaal, of het offer voor de grotere gemeenschap.


Terugblikken is ook belangrijk om de onderlinge verbondenheid binnen een eenheid of vereniging aan te moedigen, uit te dagen tot introspectie, en de neuzen in dezelfde richting te zetten. Redenen genoeg voor de Koninklijke Nationale Unie der Reserveonderofficieren van België om hun 70ste verjaardag ritueel en feestelijk te herdenken.

Op zaterdag 9 juni 2007 verzamelen de verenigde reserveonderofficieren van het land in de hoofdstad.
De West-Vlaamse delegatie bestaat uit Didier Devlieghe, Marc Goethals, Freddy Deweer, Valère Neirinck en ikzelf. De parkeerplaats tegenover het Koninklijk Paleis is voor de gelegenheid ons exclusieve rendez-vous punt.

Het is nog rustig in de Brusselse ochtend, wellicht tot spijt van mogelijke Aziatische toeristen die hier de foto-opportuniteit van hun leven missen in de bonte verzameling van uniformen.

Voor ons is het hoofdzakelijk een weerzien van bekende gezichten van vroeger en nu. Een clubje van +40ers, al dan niet in uniform, dat zich in behoorlijke getale (100 tal) heeft weten te verzamelen. Het maakt mij benieuwd naar hoe het er in 1937 uitzag, bij de beslissing om een vereniging op te richten.
Een sfeerbeeldje uit de mobilisatie (mei 1940) kan dit misschien verhelderen.

"Naast de droevige afscheidsscènes, bood het geheel niet zelden een wat komische indruk: vooral de te nauwe uniformen omheen de buikjes van de oudere opgeroepen reservisten en het gammele oorlogstuig waarmee ook dertigers naar het front trokken, inspireerden de samengetroepte schooljongens tot grapjes." 1 (p.13)

De jaren dertig, waren gekenmerkt door een economische crisis in de nasleep van de Wall Street - crach van 1929. Slechts in 1936 slaagt de regering erin een licht economisch herstel te bereiken, waarbij sociale wetgeving mogelijk wordt (minimumlonen, 6 dagen betaald verlof). 

Het zijn ook jaren van toegenomen industrialisatie en "modernisering". Door de ontwikkeling van radio, (bioscoop)film en goedkope geïllustreerde massapers wordt het mogelijk om de massa op grote schaal te informeren 2. Er is binnen deze massa een toegenomen opleidingsniveau (leerplicht tot 14 jaar - lagere school van 8 studiejaren), mondigheid (minder sociale controle) en vrijheid.

De Spaanse burgeroorlog (1936) veroorzaakt voldoende internationale onrust, waardoor ook "onze jongens" herhaaldelijk onder de wapens worden geroepen. De legerdienst wordt opgetrokken tot 18 maanden.
Tegen deze achtergrond ontstaat dus de NUROO/UNSOR.

Zeventig jaar later staan we weer verzameld in Brussel. Vermoedelijk gaat het de reservisten nu wat beter dan op de vooravond van de tweede wereldoorlog, want de uniformen zien er allemaal piekfijn en "passend" uit.

Adjudant-chef Robert Uyttebroek houdt ons in de gepaste sfeer met de registratie van de aanwezigen, en het overhandigen van een presentje. De sleutelring met KNUROO-logo en opdruk 1937-2007, bevat een handige jeton om winkelkarretjes meer los te maken.
Grootschalig winkelen aan lage eenheidsprijzen is trouwens een fenomeen dat zijn oorsprong vindt in de jaren '30 3 (p.180: Priba 1933). Hoewel vermoedelijk onbewust, heeft dit kleine aandenken dus ook een symbolische waarde.

We blijven niet staan op het paleizenplein, want al spoedig komen een tweetal busjes aanzetten om ons naar de congreskolom te verplaatsen. Hierbij krijgt de landcomponent de eerste busrit toegewezen, de overige componenten moeten het met de volgende navette stellen, gevolgd door de (internationale) VIP's en andere gasten.

Door deze opdeling presenteert de gelegenheid zich om binnen de componenten wat contacten te hernieuwen. Voor mij is dat snel gebeurd, want er zijn maar 2 medics aanwezig. Aangezien Benoit nog een oude bekende is van mijn B1-opleiding, duurt het niet lang of we hebben voldoende onderwerpen om een babbel over op te zetten. Hoewel het aanvankelijk altijd wat steeg loopt om de andere landstaal te benutten, slagen we er toch zonder veel moeite in om onze boodschap geleverd te krijgen. In feite geniet ik erg van dit gesprek. Na al het Vlaams separatistische discours van de laatste (verkiezings)weken doet het deugd om eens met een Belg uit het zuiden van gedachten te wisselen. Nationale verenigingen hebben zo hun nut.

In '37 was dat niet anders. Vergeten we niet dat het interbellum de wieg heeft geleverd voor het ontstaan van het fascistische gedachtegoed. De Vlaamse beweging, met aanvankelijk een terechte claim op onderwijs en cultuur in eigen taal, vormt helaas een dankbare voedingsbodem voor extremistische elementen zoals die van het VNV.

Na de eerste Nederlandstalige universiteit te Gent (1930) en de uitvaardiging van taalwetten, lijkt het land stilaan af te stevenen op een federale staat. Marc Reynebeau 3 (p 189) vermoedt zelfs dat enkel het uitbreken van de tweede wereldoorlog verantwoordelijk is geweest voor het (tijdelijk) opschorten van dit proces. Het is een feit dat de regering op de vooravond van de oorlog nog haar ontslag aanbood naar aanleiding van een taalkwestie 1 (p 15). 

Het Vlaamse nationalisme is natuurlijk niet de enige aanleiding tot de verrechtsing die de dertiger jaren karakteriseert. Het fascistische fenomeen manifesteert zich immers over de hele westerse wereld. Toch vindt het slechts in enkele landen voldoende voedingsbodem om ook werkelijk een macht van betekenis te worden. In België kent het een tijdelijke opflakkering in 1936 met de verkiezingssuccessen voor VNV (Vlaamse kant) en Rex (Waalse kant), die in de volgende jaren niet worden uitgebaat en slechts onder de nazi - bezetting terug opflakkeren.

Robert Paxton maakt in zijn boek "De anatomie van het fascisme" 4 een grondige analyse van deze opgang. Belangrijke elementen die we ook bij ons terugvinden zijn: de economische crisis en onvrede bij de bevolking, de onzichtbare kapitalistische machthebbers, het gevoel van onmacht, de massamedia, het zinloze materialisme (in tegenstelling tot idealen en waarden).

In feite heeft het nationaal socialisme aanvankelijk veel gemeen met het socialisme, met die uitzondering dat het zich niet richt tegen de middenklasse. Op die manier krijgt ze ook een grotere aanhang in alle lagen van de bevolking.

Veel programma is er initieel ook niet, enkel een "proteststem". Het voeren van antipolitiek zoekt vooral zijn zondebokken in de bestaande politieke (macht)structuren en reeds gewantrouwde bevolkingsgroepen ("volksvreemde" elementen).

Handig bespeeld door charismatische figuren, die optimaal gebruik maken van de nieuwe massacommunicatiemiddelen, ontstaat een "volksgevoel", dat de eigenwaarde opkrikt en de massa weet te mobiliseren. Hendrik De Man (toenmalig voorzitter van de socialistische partij) noemt het de techniek van de collectieve suggestie: "niet redelijk argumenteren, niet overtuigen, wel instincten en emoties prikkelen" 3 (p193). In dit irrationele spel vinden de Vlaamse nationalisten natuurlijk een dankbare zondebok in de Franstalige landgenoten. ...

Gelukkig ligt heel deze vernederende episode ver achter ons. Het oprichten van een vereniging voor reserveonderofficieren in 1937 zal eerder zijn oorsprong vinden in het toenmalig sterk levende besef van de "vrijheid van vereniging", zoals door onze Belgische grondwet gewaarborgd.

Congres kolomDiezelfde vrijheid wordt op de congreskolom door een standbeeld gesymboliseerd. Voor de kolom bevindt zich - gepast - het monument voor de onbekende soldaat, ter ere van de velen die hun leven offerden voor deze grondwettelijke vrijheden (godsdienst, onderwijs, pers en vereniging).

Een omvangrijk detachement reserve- onderofficieren van de landcomponent flankeert het monument aan een zijde, met daartegenover een spiegelbeeld van gemengde componenten. Oud kringlid en nationaal bekende (gevierde) reserveadjudant Didier Devue zorgt met zijn vertrouwde stijl voor het optellen van de detachementen en een vlot verloop van de plechtigheid.

Hoewel we wat voor zijn op het tijdschema beslist de provinciecommandant om de viering toch maar te laten beginnen. Het heeft geen zin om te staan wachten op de eerste regenbui.

De Last Post wordt gebracht door trompetters van de Gidsenmuziekkapel. Een indringend moment dat mede door de prima akoestiek van deze plaats goed tot zijn recht komt. De nationale voorzitter legt bloemen neer en mag de eeuwige vlam even aanwakkeren. Een geluidsploeg van het provinciecommando, in kaki voertuig, laat een opname van de Brabançonne horen.

Waar het stuk bij mij altijd al een krop in de keel veroorzaakt, wordt dit effect hier nog versterkt door de symboliek van de opstelling. Reserveonderofficieren van het hele land, aangetreden bij het nationale monument bij uitstek; bekende gezichten die samen de militaire groet brengen als één geheel. Het is toch bijzonder...

Dan is het tijd voor de meer feestelijke kant van de zaak. Met de pendelbusjes gaat het richting Club Prince Albert. Tijdens deze rit steek ik nog enkele sterke verhalen op waarin onder andere pas - onthoofde bisschoppen op de loop gaan met het gescheiden lichaamsdeel onder de arm.

Minder spectaculair, maar minstens even onderhoudend zijn de gesprekken in de Club. Door het versneld afwerken van het voorziene programma zijn we nog wat te vroeg voor de officiële receptie, waarvoor ook enkele generaals uitgenodigd zijn. Omdat het niet betaamt de feestelijkheden te starten zonder deze voorname gasten doen we nog eens wat we traditioneel allemaal in het leger hebben geleerd: wachten.

Onze Engelse vrienden hebben het blijkbaar wat moeilijker hiermee, vooral als er een bar in de buurt is. Deze stelling vindt medestanders bij enkele (internationale) collega's, zodat het niet lang duurt voor toch al wat (betaalde) biertjes door uitgedroogde kelen verdwijnen.

Generaal Van den Put (Hoofd van het Militaire Huis van de Koning) blijkt echter een bijzonder sympathieke figuur te zijn, die het wachten meer dan waard maakt. Ook de nieuwe DNR Kolonel Carlier is uiteraard van de partij. Hoewel ik graag eens een praatje zou maken met de man over het werven van reservisten onder onze hogeschoolstudenten, lukt het me niet om tot zijn omgeving door te dringen. Het zal voor een andere keer zijn.

Hoewel de feestdis zonder twijfel origineel is, en wellicht het bespreken waard, vind ik het beschrijven van dit culinaire luik toch bijkomstig in het globale kader van de viering.

De respectievelijke kringen hebben zich, samengetroept aan de ronde tafels, verspreid over het eetsalon. Met de West-Vlamingen bezetten we net één tafel.
Het komt wel tot enkele gesprekjes met rondlopende disgenoten, maar we blijven hoofdzakelijk binnen de eigen kring converseren.

Tijdens de koffie maken verschillende internationale (AESOR) genodigden van de gelegenheid gebruik om een lofwoordje te richten tot de Belgische reserveonderofficieren en hun voorzitter.

Bijzonder leuk aan dit gebeuren is de gemeenschappelijke wil om de anderen te begrijpen. De Zwitsers doen wel een stuk vertaling voor de Duitsers, maar voor ons is het allemaal goed te verstaan. Wij zijn inderdaad een bijzonder volkje.

De gemeende Engelse, Franse en Duitse bedankjes vind ik dan ook terecht verdiend. Het voelt goed om bij dit internationale clubje te behoren.

De viering van 70 jaar KNUROO zit er op. Binnen 5 jaar doen we het nog eens over voor de 75ste verjaardag. Gelukkig zullen we dan de volgende dag niet -zoals nu - naar de stembus moeten trekken, om daarna te merken dat de geschiedenis ons nog NIETS heeft geleerd...




Didier Vanhoecke
Kringvoorzitter KNUROO West-Vlaanderen

1 Van Den Driessche P et al: in "De 18-daagse veldtocht". Groot-Bijgaarden: De Standaard,  1990.

2 Depaepe M: De pedagogisering achterna. Leuven: Acco, 2000, p 195.
3 Reynebeau M: De geschiedenis van Belgi‰ in woord en beeld. Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2005.
4 Paxton RO: De anatomie van het fascisme. Amsterdam:Uitgeverij Bert Bakker, 2005.