In de kijker

Nationale Feestdag 2012

Te Deum Brugge





Het is de "vingt et un Juillet", hoor ik een toevallige gids vertellen aan haar troepje Nederlandse toeristen, in antwoord op hun vragende blikken in mijn richting. Militairen in groot tenue (2A) maken geen deel uit van het dagelijkste leven in ons provinciestadje, wat inderdaad kan leiden tot verbaasde gezichten bij toeschouwers die niet vertrouwd zijn met onze vaderlandse rituelen.

Wat mij vooral bijblijft uit deze momentopname, is het feit dat de uitlegverstrekkende dame zowel Frans als Nederlands gebruikt in één zin. Op de een of andere wijze lijkt dat heel karakteristiek voor deze Nationale Feestdag. Ons land bestaat nu eenmaal uit een onwillig amalgaam van diverse taalgemeenschappen die enerzijds willen vasthouden aan hun vermeende eigenheid, maar zich anderzijds continu engageren in de uitwisseling van gemeenschappelijke waarden en woorden.

Maar misschien bekijk is die dingen te veel vanuit mijn eigen visie, en is de gidsende dame begeesterd door de mythe der onafhankelijke Vlaamse staat. In dat geval wil ze zich wellicht distantiëren van dit nationale feest, door het als een Waalse aangelegenheid af te doen? Wie dat wil geloven, mag dat doen in dit land. Alleen jammer dat het moet opgelepeld worden aan goedgelovige toeristen. Maar ja, misschien vinden die dat wel even romantisch als de sterke verhalen die gidsen wel eens vertellen over de Guldensporenslag en de Brugse Metten.  

Het is ook mogelijk dat mijn interpretatie helemaal te ver gezocht is. Nederlanders spreken immers graag een woordje Frans. Zelfs hun wapenspreuk maakt dat duidelijk: "Je Maintiendrai". Het zou dus best kunnen dat een spitsvondige gids hier gebruik van maakt, om het zuid-Nederlandse karakter van ons landje even voor het voetlicht te brengen? Een discrete Franse noot om de uitleg af te kruiden?

Maar goed, de filosofische mijmering die deze dag bij mij teweeg brengt is van ondergeschikt belang. Het land gedenkt de eedaflegging van zijn eerste koning, en traditioneel doen de vertegenwoordigers van de militaire instanties daarbij hun deel. Dit jaar mag het gebeuren rekenen op een flink contingent Reservisten.

De plechtigheid volgt een klassiek verloop: Even wachten aan de kathedraal; binnentreden volgens rang en graad; luisteren naar het Te Deum; opstelling en optocht met muziek en vlaggen naar het stadhuis; plaatsnemen op de tribune voor de speeches van de schepen en de voorzitter van AVBOS; in houding voor de nationale hymnes; receptie op het stadhuis. 

Het weer zit mee, en er zijn flink wat toeschouwers op de been. Dat zorgt wel voor een extra feestelijk cachet bij dit gebeuren. Uit de speeches steken we op dat we al bij al in een welvarend land leven, en daar enige appreciatie voor mogen tonen.

De vaandels van de vaderlandslievende verenigingen defileren, en vormen een erehaag voor de genodigden die zich naar de receptie begeven. Een laatste respectvolle groet voor deze vaandrigs, sluit het formele gedeelde van de plechtigheid af. Dan mag de kepie even uit, en kunnen we onze lippen aan een koele Brugse Zot zetten. Gezien de aanwezigheid van gezagsdragers en politieke mandatarissen, kan niet gezegd worden dat alle formaliteiten verdwijnen tijdens het receptiemoment, maar de sfeer wordt toch een stuk losser. Voor wie hier enige ervaring mee heeft, is dit het uitgelezen moment om (informele) contacten te leggen, of om een luisterbereid oor te vinden voor de eigen stokpaardjes.

Maar soms is een pint gewoon een pint. Het is gewoon fijn om met wat reservisten en andere bekenden een babbel te slaan over de zaken des levens. Voor sommige contacten is dit een jaarlijks weezien. Dus is er meestal wel vanalles te vertellen.

Om de zaak in schoonheid af te sluiten verzamelt het hele reservistentroepje zich op de trappen voor een foto.  Solidair staan we samen; bijna als symbool voor dit nationale feest.

Reeds vervuld van de overtuiging dat mijn bijdrage nuttig is geweest voor de hoopvolle uitsraling van dit land, krijg ik nog een toemaatje op de weg naar huis. Een aziatische toerist associeert mijn groene uniform meteen met het (alwetende) gezag dat het vertegenwoordigt, en vraagt mij of het gebouw dat hij bekijkt wel het 'Saint John's hospital' is. Om de man niet te overdonderen met mijn kennis te zake (ik heb er nog eventjes gewerkt in het prille begin van mijn carrière) bevestig ik kort zijn vraag met het formele antwoord dat van iemand in uniform kan verwacht worden. Allebei tevreden, vervolgen we elk onze eigen weg.

Het is een goede eenentwintigste geweest. Er mogen er nog veel volgen.

Vz@roo-west.be