Home

Showing the flag, 21 juli 2007

“Domine salvum fac regem nostrum Albertum”.


Een gebed voor de koning tot besluit van het 21 juli - Te Deum in de Sint Salvatorskathedraal te Brugge. Voor KNUROO – Kring West-Vlaanderen maken 3 onderofficieren deel uit van de delegatie: AdjtChef Dirk Saegeman, en de adjudanten Marc Goethals en ikzelf. Roland De Brabander is ook van de partij, maar vertegenwoordigt in de eerste plaats een groepering van oud-militairen.

Het aantal lege stoelen in het segment van de militaire representatie is opvallend hoog dit jaar. Dit is natuurlijk geen ‘verplichte” activiteit, en er zijn zonder twijfel efficiëntere manieren om militair personeel in te zetten (en voor een zondagsdienst te betalen).

Toch is dit optreden een opportuniteit om de burger te laten zien dat alle overheidsinstanties —inclusief Defensie— actief bereid zijn zich te onderwerpen aan de algemeen geldende regels en wetten van onze samenleving. Het loslaten van deze traditie kan wellicht economisch verantwoord zijn, maar houdt het gevaar in dat burger en bestuur verder van elkaar vervreemden. Wat vreemd (onbekend) is wordt meestal met enig wantrouwen bekeken. Wantrouwen ondermijnt de eenheid van een maatschappij. Nationale feestdagen zouden precies die eenheid van het volk moeten bekrachtigen. Dus zou ik het jammer vinden als we alle tradities om economische redenen zouden afvoeren. Er is méér dan economie nodig om een samenleving in stand te houden.

De korte optocht van de muziekkapel, het vlaggendetachement der vaderlandslievende verenigingen en de overheidsvertegenwoordigers door de Brugse binnenstad lokt altijd de nodige kijklustigen. De verplaatsing tussen de kathedraal en het stadhuis verloopt echter in een zeer beperkt tijdskader.

Vóór de stoet wordt de route vrijgemaakt door de politie, terwijl direct erachter het normale verkeer het straatbeeld al terug opvult. De toevallige voorbijganger krijgt dus even een feestelijk spektakel voorgeschoteld, dat evenwel snel terug verdwijnt. Misschien roept het bij sommigen vragen op naar de reden van dit optreden. Of misschien ziet men het enkel als een stukje folklore?

Veel opmerkelijker is de wandeling die iedere geüniformeerde moet ondernemen om van zijn voertuig naar de bijeenkomst te stappen en vice versa. Militairen in groot tenue maken geen deel uit van het dagelijkse straatgebeuren. Dus veroorzaakt zo’n passage de nodige nieuwsgierige blikken en gedraaide hoofden.

Hoewel we vooral de Aziatische toeristen kennen voor hun ‘uniformgekte’, kom er toch ook belangstelling van andere gegadigden. Marc (Goethals) en ikzelf krijgen tijdens onze wandeling een fotoverzoek van enkele jongelui uit de Bahama’s. Ze benaderen ons met de nodige reserve, want ze verwachten dat er restricties gelden voor het fotograferen van militaire “issues”. Dat soort respect zijn wij hier niet meer gewoon. In zekere zin is het wat confronterend, want een uniform symboliseert tenslotte een overheidsmandaat. Misschien zijn wij zozeer gewoon geraakt aan dit gegeven dat we er niet meer bij stilstaan wat we op dat moment vertegenwoordigen.

Als we zelf onvoldoende respect en fierheid kunnen opbrengen voor ons uniform, ons leger, onze natie, dan werken we onbewust mee aan onze eigen teloorgang. Gelukkig zullen ze daar op de Bahama’s niet veel van merken, als ze de foto’s zien van de trots poserende jongelui tussen twee Belgische adjudanten in vol ornaat.

Na de kerkdienst en de stoet naar het stadhuis volgen de al even traditionele toespraken. Aangezien de burgemeester er dit jaar niet bij is, wordt zijn rol overgenomen door Schepen Van Volcem. De boodschap van de speech is verrassend scherp en duidelijk: we moeten weer leren verder te kijken dan onze eigen neus lang is (vooral ook over de taalgrens heen), en beseffen dat dit een prachtig land is waarin wij leven. Als we samenwerken levert dit een duidelijke meerwaarde op voor iedereen. Kortom, het “eendracht maakt macht” wordt hier heruitgevonden. Jammer genoeg bij dit mooie thema zet mevrouw de Schepen een dissonant in haar betoog als ze er haar partij en de naam van een partijkopstuk bijhaalt als redders van de natie.

De voorzitter van de vaderlandslievende verenigingen doet het wat discreter, maar weet ons toch te wijzen op de voorbeeldfunctie van ons land in Europa en de hele wereld.  De man doet het op een ‘wijze’ manier en zonder extreme stellingen. Meer moet dat ook niet zijn, want de aanwezigen zijn beslist niet de mensen die nog moeten overtuigd worden.

Verder voorziet het programma de vereremerking van verdienstelijke oud-strijders. De lijst is kort dit jaar; één krasse ouderling ontvangt zijn twee medailles. Met een sympathiserend applaus wordt dit gedeelte van de plechtigheden afgesloten. Het is tijd voor de salonmanoeuvres.

Recepties hebben natuurlijk het voordeel dat er een gratis pint te krijgen is, maar in essentie gaat het daar niet om. Hier worden mensen bij elkaar gezet die onder doordeweekse omstandigheden dit contact niet zouden hebben. Dat creëert boeiende mogelijkheden. Hoewel ik meestal niet al mijn ambities kan realiseren, want er zijn veel aanwezigen die allemaal hun eigen agenda volgen, lukt het toch om enkele interessante mensen te leren kennen.

Daaronder hoort zeker de nieuwe chef van de cel BOT uit de marinekazerne te St-Kruis. Helaas mis ik een babbel met de nieuwe provinciecommandant, hoewel dit een ideaal moment voor kennismaking zou zijn geweest.

Verder slaag ik erin om mijn kennis van militaire insignes en brevetten wat bij te spijkeren via een gesprek met één van de opvallend talrijk vertegenwoordigde adjudantmajoors. Tot mijn scha en schande moet ik bekennen dat ik het groene insigne met palmen en hoofdletter A niet herkende als kenteken van de afgestudeerden van de school voor onderofficieren.

Als verzachtende omstandigheid kan ik misschien aanhalen dat de hoofdonderofficier ook mijn mouwinsigne (verpleegkundige) niet kon thuiswijzen. Uit louter frustratie heb ik ’s avonds toch nog eens het overzicht van militaire kentekens en brevetten nagekeken.  Het zijn er véél!

Vermoedelijk kent niemand ze allemaal. Maar het levert wel boeiende observaties en gesprekken op tijdens bijeenkomsten waar verschillende componenten en diensten vertegenwoordigd zijn. Vooral nu het nieuwe concept voor de reserve zich richt op dubbel gebruik van burgercompetenties kunnen we (reservisten onder elkaar) weer eens filosoferen over wat oud zeer.

Na enkele Brugse Zotten achter de kiezen te hebben gewerkt, zetten we met de aanwezige ingenieurs-reservisten een boeiend gedachte-experiment op over het dragen van het mouwkenteken met de Griekse Φ (phi). Dit insigne mag enkel gedragen worden door beroepsofficieren die de opleiding in een burgerschool hebben gevolgd op kosten van Defensie.

De reservist die dezelfde opleiding heeft gevolgd —uiteraard niet op kosten van Defensie— is niet toegelaten het kenteken te dragen.  Voor ons, parttime soldaten, is het soms moeilijk om de logica hierin te volgen. Soms vind ik het zelf wat bangelijk, want ik heb mijn verpleegkundediploma ook zelf gefinancierd, en mag toch mijn ‘brevet’-insigne dragen. Maar goed, we piekeren er niet te veel over, want dit moeten wij tenslotte niet oplossen. Vastlopen in dit soort redeneringen is trouwens een goede barometer om te weten dat de tijd gekomen is om afscheid te nemen en de weg huiswaarts in te zetten.

Geprikkeld door de redevoeringen besteed ik tijdens de terugrit bijzondere aandacht aan de schamele bevlagging van de woningen. Hoewel het Brugse stadsbestuur gratis vlaggen ter beschikking stelt van particulieren, en de vaderlandslievende verenigingen de lokale middenstand in het bijzonder hebben uitgenodigd gebruik te maken van dit aanbod, is het aantal driekleuren erg beperkt langs mijn thuisroute.

Opvallend is, dat bij de privé-personen waarvan ik weet dat ze een vlaggenmast bij hun huis hebben, er vandaag geen vlag te zien is. Op andere dagen kan er een ‘fiere’(?) Vlaamse Leeuw bewonderd worden. Maar op de nationale feestdag blijft het beest in huis.

Één van mijn Vlaamsgezinde buren gaf onlangs toe dat hij vroeger zijn leeuw halfstok hing op de 21ste juli. Maar met de wijsheid der jaren heeft hij dit herzien, en hangt op die dag liever niets in de mast. Hij heeft trouwens geen driekleur in huis, en ik moest er hem ook geen cadeau doen, want die gebruikt hij toch maar om schoenen mee te poetsen. Een proper initiatief, maar naar mijn ervaring zijn nylonkousen veel effectiever om schoenen op te blinken...

Raar land hebben wij toch. Mijn tricolor lag al enkele dagen klaar, maar na veel gepieker leek het mij maar beter om de buurt niet te provoceren door het ding uit het raam te hangen. Zelf heb ik niet veel last van zwarte leeuwen, maar het sentiment is niet wederzijds.

Belgische driekleuren roepen bij sommige mensen een onbegrijpelijke aversie op. Toch heb ik het niet helemaal over mijn kant laten gaan, en heb dan maar gekozen voor het karakteristieke ‘vaderlandse’ compromis.

Het hele weekend heeft een tricolore strik mijn brievenbus versierd. Blijkbaar toch een ontwapenend gebaar, want het heeft heel wat glimlachende blikken opgeleverd. Op maandagmorgen was mijn lintje echter verdwenen. Vermoedelijk een vurige patriot die het meegenomen heeft als aandenken aan deze gesmaakte nationale feestdag. …


Didier Vanhoecke
Adjudant (R)
Kringvoorzitter