In de kijker

"a Man in Uniform"

(11 november 2014)


Een collega vertelde mij onlangs dat uniformen 'erotiserend' werken. Dat is toch een merkwaardige opmerking voor een verpleegkundige, aangezien wij meestal in (wit, blauw of groen) uniform werken. Natuurlijk ben ik niet helemaal wereldvreemd, en ben mij ervan bewust dat nurse-uniforms voor sommige mensen tot de eroticawereld behoren. Maar geldt dat voor alle uniformen? 



Omdat er wel wat uniformen in mijn kleerkast hangen, lijkt het boeiend om toch eens stil te staan bij de karakteristieken van deze dracht. De Van Dale definieert het uniform als: "kostuum voor een bepaalde categorie van personen, zoals gedragen door bv. militairen". Catalogeren op basis van kledij, zeg maar. Hetzelfde tenue dragen, toont aansluiting bij een bepaalde groep. Van Dale verwijst naar militairen als karakteristiek voorbeeld, maar er zijn uiteraard meerdere groepen die zich tooien met uniforme attributen om aansluiting zichtbaar te maken.



Bijzonder rijk aan attributen en symbolen, zijn de vaderlandslievende plechtigheden. Op 11 en 15 november kun je de dragers ervan haast willekeurig van de straat kiezen. Vlaggen, mutsen, medailles, tricolore armbanden, ... en natuurlijk ook volledige uniformen. Ergens in dat geheel vinden wij een plekje. We sluiten aan, en worden deel van het plaatje. Worden wij daarbij een anoniem decorstuk? Of zijn de karakteristieken van het uniform ook deel van onze eigen identiteit? Met andere woorden: worden wij het uniform?

In een discussie over nationale politiek en visie, kreeg ik ooit -door mijn zus- de verzuchting naar het hoofd geslingerd dat alle militairen 'gebrainwashed' zijn over hun standpunten terzake. Blijkbaar zit onze uniformiteit dus wat dieper dan de kleren. Voor reservisten is dit toch een opmerkelijke vaststelling, want het is mijn opinie dat onze visie niet het 'gevolg' is van onze militaire ambities, maar wel de 'oorzaak' ervan. We hebben uiteindelijk zelf gekozen om na onze dienstplicht deel te blijven uitmaken van het militaire establishment. Niemand verplicht ons om het uniform te blijven dragen. Niemand zegt ons 'hoe' te denken. 


Eenmaal het uniform is aangetrokken, worden wij deel van onze Defensie. Dat is geen vrijblijvende keuze, want er zijn regels aan verbonden. Zolang we in uniform blijven, zijn we onderworpen aan een specifieke gedragscode. Daarbij moeten we een stukje individualiteit inboeten, maar worden we méér uniform dan onze uitrusting. We vertegenwoordigen een grotere entiteit. Dat roept  zowel autoriteit als plicht op. Het eerste is vooral op de omgeving gericht, terwijl het laatste zich binnen de groep situeert. Het dragen van een uniform is dus een tweesnijdend zwaard.

Bij plechtigheden is dat manifest zichtbaar. Wat bijvoorbeeld het groeten betreft, is er voor ons (in uniform) geen vrije keuze. Bij ieder 'deuntje' hoort een gepast groetprotocol, zonder opening voor eigen variaties.
Waar het onze opstelling en de uitvoering van de bloemenhulde betreft, is er enkel een algemeen bindend kader waarbinnen we een tamelijke vrijheid kunnen benutten. Hier kunnen we met enige creativiteit aan de slag. Precies daarvan maken we trouwens gebruik om 'zichtbaar' aanwezig te zijn.
  

In 2002 bedachten we zelfs een 'eigen' choreografie om de 11 november - bloemenhulde uit te voeren met vertegenwoordigers van alle legercomponenten. Een drill die was aangepast aan de situatie en de omgeving van de plechtigheid! Omdat de klassieke bevelen voor 'gezamenlijke beweging' niet volstonden voor onze uitvoering werd een 'nieuw' order bedacht om het detachement tot 'exorotatie' te brengen. Uiteindelijk zijn we toch maar binnen de bestaande bewegingen en orders gebleven, met prima resultaat. Maar naderhand kunnen we er af en toe nog wel eens goed om lachten. 


Bij een publiek optreden proberen we om ons te profileren als Kring, als onderofficieren en als reservisten. Maar ook als militairen. Vooral deze laatste rol blijft een uitdaging. Om representatief te blijven moeten we voeling houden met wat er binnen Defensie leeft. Het is gemakkelijk om het militaire kledijprotocol in praktijk te brengen, maar veel minder evident om 'burgers' te woord te staan die vragen en bedenkingen opperen over actuele militaire situaties. Toch is dat haast onvermijdelijk bij deelname aan bijeenkomsten waar ook niet-militairen aanwezig zijn. Buitenstaanders maken immers geen onderscheid tussen reservisten en carrière-militairen; iedereen draagt hetzelfde uniform.


Reservisten hebben volgens mij altijd al een speciale rol gespeeld bij het onderhouden van de band tussen leger en Natie. Om dat effectief te kunnen doen, is een hoge mate van empathie nodig met de beide werelden, en een flinke portie creativiteit om ze met elkaar te kunnen verzoenen. Zeker in contact met mensen die slechts een beperkt inzicht hebben in onze krijgsmacht, wordt vlug zichtbaar hoe groot de kloof kan zijn. Voor velen is Defensie een onbekende grootheid geworden. Dit kennistekort wordt soms ingevuld met elementen  uit eigen fantasie en ongenuanceerde veronderstellingen gebaseerd op dubieuze verhalen van (al even dubieuze) ervaringsdeskundigen. Met onze inside - ervaring kunnen we een tegengewicht vormen voor dit soort fabels. Misschien gaat hierdoor een stukje mystiek (geheimzinnigheid) verloren die buitenstaanders associëren met militaire aangelegenheden? Toch is realisme de enige zinvolle benadering, als Defensie haar rechtmatige plaats in de maatschappij wil blijven behouden.


Onze Kring was met een delegatie in uniform aanwezig op de plechtigheden van 11 en 15 november. Of dit ons sexappeal ten goede is gekomen, kan ik niet met zekerheid beweren. Maar, we hebben ons best gedaan om zowel de reservisten, de onderofficieren, en ook ... Defensie te vertegenwoordigen. In deze tijd waar slechts weinig mensen wakker liggen van besparingsplannen bij Defensie, vind ik het meer dan ooit nodig om de wereld achter het uniform weer dichter bij de gewone burger te brengen. Anders blijft onbekend ook onbemind.

We hebben ons als correcte militairen gedragen, zoals dat bij formele gebeurtenissen hoort. Voor de toeschouwers betekenden wij een uitbreiding op de reeds aanwezige militaire representatie. Buiten het publieke oog vonden wij moeiteloos aansluiting op de gedachtegang van alle militaire aanwezigen. Blijkbaar zit het uniform niet enkel 'op' onze huid, maar ook eronder?  

Vz@roo-west.be