|
In de kijker
Studiedag militaire verpleegkunde, Oostende 24 maart 2010
Na de opschorting van de dienstplicht, startte Defensie in 1995 met het opleiden van onderofficieren tot verpleegkundigen. Tien kandidaten per jaar konden zich inschrijven voor vorming in burgerscholen. Op dat moment werd nog hoofdzakelijk beroep gedaan op statutaire burgerverpleegkundigen om de ziekenhuisdiensten en laatste echelons van de hulpverleningsketen te bezetten. De burgerverpleegkundigen mochten zich toen nog tooien met een militair uniform en een (gelijkgestelde) graad van officier.
Met de evolutie in het defensieconcept, en de inkrimping van de medische installaties is de behoefte aan verpleegkundigen verschoven van een kwantitatieve naar een kwalitatieve vraag. De huidige populatie militaire verpleegkundigen, bestaat uit 'echte' getrainde militairen, die eveneens over een verpleegkundig diploma beschikken. De meesten hiervan zijn op bachelorniveau gevormd en beschikken over bijzondere beroepstitels in de spoedgevallenzorg. Toch is hun getalsterkte nog vrij beperkt, en is hun integratie in de medische component weinig gestructureerd. Een echt verpleegkundig departement of divisie behoort nog niet tot de huidige realiteit.
Toch zijn er al enkele stappen gezet in de profilering van deze professionele specialisten. Het 'brevet'-mouwinsigne is een eerste stap geweest om de verpleegkundigen zichtbaar te maken. Ondertussen is dat aangepast tot een wapenpin (kraagspiegel) met het olielamp-embleem omkranst met palmen en eikenloof. Met de organisatie van studiedagen is een volgende stap gezet in de 'emancipatie' van de militaire verpleegkunde. Hierbij speelt zeker de internationalisering van militaire operaties een onmiskenbare rol. De legers van andere naties beschikken immers meestal over een goed gestructureerde organisatie voor militaire verpleegkundigen. Wij konden niet (te ver) achterblijven.
Het thema van de studiedag had alles te maken met de huidige visie op de militaire verpleegkundige binnen de internationale inzet. Hoewel de operaties in Afganistan toonaangevend zijn voor het nieuwe militaire paradigma, werd gelukkig ook ruimte gemaakt voor de inzet in minder gewelddadige situaties (marine). De studiedag kon rekenen op bijdragen van de Nederlandse collega's en boeiende getuigenissen van onze eigen mensen die de acties onder vuur hadden meegemaakt. Hieruit werd duidelijk hoe uitdagend de verpleegkundige opdracht wel kan zijn.
Met de focus op de gevechtssituaties wordt natuurlijk een eng beeld opgehangen van wat verpleegkundigen kunnen inbrengen in de medische zorgverlening. Het is wel noodzakelijk om hier effectief rekening mee te houden, maar de inzet in Afganistan zal niet eeuwig duren. Tussen deze missies door, komt de verpleegkundige meestal terecht in een eenheid waar de opdracht zich zal toespitsen op de zorgverlenig bij sportletsels en arbeidsgeneeskunde. Met dit contrast in gedachten is het vast niet gemakkelijk om kandidaten te werven met een passend profiel. Verpleegkundigen, evenals artsen, hebben behoefte aan dagelijkse praktijk om competent te blijven. De combinatie van 'generalis' en 'specialist' vormt een subtiel evenwicht, waarbij beide componenten moeten onderhouden worden. Geen gemakkelijke opdracht, waarbij opleiding en voortgezette vorming een belangrijke rol toebedeeld krijgen.
De generaal, die de hele dag aanwezig blijft, maakt aan het publiek duidelijk dat hij het aspect (voorgezette) opleiding een hoge prioriteit toekent. Om effectief te kunnen voldoen aan de verwachtingen tijdens hun inzet, moeten verpleegkundigen de kans krijgen om hun competenties te onderhouden en verder te ontwikkelen. Indien er geen ruimte is voor vorming, kan er ook geen verantwoorde inzet gebeuren. Het is een hard standpunt, dat hopelijk ook hard gemaakt zal worden tegenover de eisen van de andere militaire componenten.
Voor mij is dit een leuke dag, omwille van de ontmoeting met heel wat bekende en solidaire collega's. Het emancipatieproces van de verpleegkunde heeft zijn eerste stapjes gezet binnen de Belgische Defensie, en dat is iets waar ik graag getuige van ben. Het dynamisme van deze groep is duidelijk voelbaar. Wellicht ben ik een van de 'oudjes' in dit gezelschap, en zit de drang naar meer verpleegkundige autonomie veel dieper geworteld dan bij de anderen. Maar anderzijds zit mijn militaire engagement ook dichter bij het ideologische niveau dan bij de meeste aanwezigen, voor wie het in de eerste plaats een job is. Allen behoren we tot twee specifieke professionele groepen: militair & verpleegkundige. Dit kan een perfecte complementaire relatie vormen, maar zorgt soms ook voor de nodige spanning. Het zal leuk zijn om het allemaal te zien evolueren.
Door het delen van de beide rollen, is de kloof tussen actieve militair en reservist veel minder uitgesproken in deze groep. Beiden beschikken over specifieke competenties die het respect verdienen van de anderen. Hier werkt het concept van 'inzet op competentie'.
Met dank aan Marc (Leniere) voor de foto's.
Vz@roo-west.be