Militaire structuur en organisatie




indexpagina


De manier waarop een leger georganiseerd en gestructureerd wordt is vrij specifiek. De vorm is gelijklopend voor quasi alle legers ter wereld, waarbij de terminologie ook grote overeenkomsten vertoont. Voor iemand zonder militaire achtergrond is het vaak niet eenvoudig om het militaire vakjargon te begrijpen. Wat is het verschil tussen een korporaal en een generaal? Is een bataljon groter dan een compagnie, of omgekeerd?
De structuur van het Belgische Leger in 1914 is weergegeven in de bovenstaande afbeelding. Dit vormt de leidraad voor verdere uitleg bij de termen en begrippen die eigen zijn aan de militaire organisatie.




GRADEN

  • Troepen: Eerste soldaat, korporaal, korporaal-chef, eerste korporaal-chef
  • Onderofficieren: sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef (recent)
  • Keuronderofficieren: eerste sergeant majoor, adjudant
  • Hoofdonderofficieren: adjudant-chef, adjudant-majoor
  • Lagere officieren: onderluitenant, luitenant, kapitein, kapitein-commandant
  • Hogere officieren: majoor, luitenant-kolonel, kolonel
  • Opperofficieren: brigadegeneraal, generaal-majoor, luitenant-generaal, generaal






Historische graden en kentekens:




Een leger bestaat uit verschillende eenheden, met een karakteristieke specialiteit en grootte. Afhankelijk van de omvang en aard van de militaire operatie, worden diverse kleinere eenheden samengevoegd tot een groter geheel. Hierbij ontstaan 'echelons' van commando, waarbij de kleinere eenheden onder bevel komen van een hoger echelon. Hoe groter de eenheid, hoe hoger de graad van de bevelhebber zal zijn.
In het (hedendaagse!) tabelletje, naast deze tekst, staan de symbolen die gebruikt worden om situaties en evoluties van de militiare ontplooing op kaart te volgen (staftechniek). De hokjes met tekentjes erboven geven de grootte van de eenheden weer. De invulling van die hokjes geeft de karakteristiek of specialiteit van de eenheden weer. Dit zijn moderne symbolen, die niet allemaal beschikbaar waren tijdens de Eerste Wereldoorlog (geen raketten, geen helikopters, geen paratroepen, ...). Maar het geeft wel een idee van de militiare manier van werken. De bevelhebbers moeten de beweging en inzet van hun troepen kunnen plannen,volgen en bijsturen op afstand (op kaart in een hoofdkwartier). Daarvoor zijn deze specifieke symbolen nodig om eenheden (vriend en vijand) voor te stellen. Daarnaast bestaan er ook gestandaardiseerde symbolen voor interessante punten op het terrein; bijvoorbeeld: machinegeweerstelling, artilleriestukken, bevoorradingspunten, hulpposten, enzovoort ... Alles wordt verder nog aangevuld  met getallen die het aantal effectieven weergeven of tijdstippen die belangrijk zijn voor de operatie. Staftechiek is een onderdeel van de krijgskunst.

De Ploeg (squad). Dit is het laagste echelon. Het omvat enkele manschappen die in gevechtseenheden bevolen worden door een korporaal. In staftechniek wordt deze eenheid voorgesteld met één bolletje.
De Sectie. Die wordt samengesteld uit enkele ploegen (geen vaste constructie) en wordt bevolen door een Sergeant (onderofficier)
In staftechniek wordt de eenheid voorgesteld met twee bolletjes
Het Peloton. Bestaat uit 2, 3 of 4 secties, en wordt bevolen door een lagere officier (Onderluitenant of Luitenant), bijgestaan door een keuronderofficier. Effectief van 20 tot 50 manschappen. Tijdens WO1 was dat 40 à 50 soldaten. In staftechniek wordt de eenheid voorgesteld met drie bolletjes.
De Compagnie. Deze eenheid bestaat uit een Staf (enkele officieren met specifieke functies) en een aantal (3) Pelotons. De eenheid wordt geleid door een Kapitein of een Kapitein-commandant. Een compagnie heeft eigen logistieke en administratieve verantwoordelijkheid. Bij de cavalerie wordt de term "Eskadron" gebruikt om een compagnie aan te duiden. Bij de artillerie wordt gesproken over een "Batterij". Beide termen verwijzen naar het echelon compagnie. Een compagnie telt 150 à 200 manschappen. Het symbool is een verticaal streepje
Het Bataljon. Deze eenheid bestaat uit een Staf (meerdere officieren met diverse operationele en administratieve functies) en 4 tot 5 Compagnieën. Een bataljon heeft zijn eigen logistieke an administratieve verantwoordelijkheid. In vredestijd heeft een Bataljon meestal een eigen kazerne. Een bataljon bevat 500 à 800 manschappen en wordt bevolen door een hogere officier; meestal een Majoor of een Luitenant-Kolonel. In het Franse leger wordt voor die graad de term 'Commandant' gebruikt. Het symbool voor een bataljon zijn twee verticale streepjes.
Een Regiment (Groepering). Bestaat uit een aantal Bataljons onder één bevel. De samenstelling is wisselend, afhankelijk van de doelstelling van de eenheid. Een regiment staat onder bevel van een Luitenant-Kolonel of een Kolonel, en bevat 1500 à 2500 soldaten. Het symbool van een regiment bestaat uit drie verticale streepjes.
Het 7de linieregiment was, samen met ander linieregimenten, oorspronkelijk bestemd voor de verdediging van de fortengordel rond Antwerpen. Toen duidelijk werd dat de Duitse opmars niet zou gestopt worden aan Antwerpen, besliste de Divisie-commandant (Lt-Gen Dossin) tot een strategische terugtocht van de troepen tot aan de IJzer. Daar zou de finale stelling worden gemaakt om de invasie te blokkeren (en de toegang tot het Franse grondgebied te beletten).
De Brigade. Dit is een 'grote' eenheid die compleet autonoom kan opereren. Ze bevat alle steun- en vuurwapens en diensten. Een brigade heeft een getalsterkte van 3000 tot 5000 manschappen. Aan het hoofd staat een Brigadegeneraal of een Generaal-Majoor. Het symbool voor een brigade is een kruisje (x).
De Divisie. Dit is een grote eenheid die wordt samengesteld volgens de geplande operatie en dus geen vast bepaalde organisatie bevat. Ze heeft meestal een sterke van 3 à 4 brigades. Een infanteriedivisie kon bestaan uit 12.000 tot 18.000 soldaten, terwijl cavaleriedivisies 3.000 à 5.000 manschappen bevatten. Tijdens WO1 gebruiken alleen de Belgen de term 'legerdivisie' (afdeling). Deze eenheden moesten in de toekomst 25.000 - 30.000 manschappen tellen, maar dat was in 1914 nog niet het geval. Divisies bestaan, net zoals alle hogere echelons, uit infanterie en/of cavalerie, vervolledigd met artillerie en genietroepen. Een divisie staat onder bevel van een Luitenant-Generaal of Generaal-Majoor. Een divisie wordt op de kaartjes voorgesteld met 2 kruisjes (xx).
Bron: Luc De Vos, et al. (2014) 14-18 Oorlog in België. Uitgeverij Davindsfonds nv. p.588

Het 7de linieregiment ressorteerde onder de 2de legerdivisie. Tijdens de gevechten aan de IJzer, en de voorgaande periode, stond de 2de divisie onder het commando van Luitenant-Generaal Dossin.
Het Legerkorps. Dit is een zeer grote eenheid die enkel nut heeft bij algemene oorlogsvoering. Een legerkorps bestaat uit verschillende divisies en bevat alle vuur- en steunonderdelen (zoals de divisie). Een legerkorps telt makkelijk 40.000 à 80.000 manschappen. Een legerkorps heeft geen 'vaste' samenstelling. Het bebruikte symbool zijn 3 kruisjes (xxx). Meestal worden de nummers van de legerkorpsen aangeduid met een Romeins cijfer. Een legerkorps wordt aangevoerd door een Luitenant-Generaal of een Generaal.
De Legergroep en een (veld)Leger. Met deze term wordt doorgaans verwezen naar de volledige strijdmacht van een bepaald land (voorbeeld: het Belgische Leger). Het kan echter ook een groepering zijn van legerkorpsen die worden samengebracht onder één bevel (van een Generaal of een Veldmaarschalk). Een leger kan tot 200.000 manschappen bevatten.
Soms worden meerdere legers onder één commando gebracht. Dan spreken we van een Legergroep. Tijdens het bevrijdingsoffensief (28 september 1918 - 11 november 1918) was koning Albert bevelvoerder van een legergroep, 'Legergroep Vlaanderen', waarin onder andere het Belgische leger en het Britse 2de leger waren opgenomen. Het symbool van een legergroep zijn 5 kruisjes (xxxxx); voor een leger zijn dat er 4 (xxxx). (De Vos, 2014)




Luitenant-generaal Emile Jean Henri Dossin

Generaal Dossin stond aan het hoofd van de tweede legerdivisie, belast met de verdediging van de forten rond Antwerpen. Toen het voor hem duidelijk werd dat de forten geen stand zouden houden, besliste hij om zijn troepen terug te trekken. Liever dan zich te moeten overgeven aan een overmachtige vijand, koos hij voor de strategische terugtocht op de IJzer om daar de oprukkende troepen tot staan te brengen. Dit bleek achteraf bekeken een goede tactiek, want het Duitse offensief werd afgeblokt bij de IJzerslag en de toegang tot Frankrijk ontzegt, dankzij de aanwezigheid van de teruggetrokken Belgische troepen. Voor haar heldhaftige prestatie tijdens de IJzerslag werd het 7de linieregiment trouwens als eerste onderscheiden met de hoogste onderscheiding: de Leopoldsorde.
Voor Generaal Dossin liep de campagne minder goed af. Zijn beslissing om zich uit Antwerpen terug te trekken, werd hem door de legerleiding niet in dank afgenomen. In 1915 werd hem het bevel over de tweede divisie ontnomen en werd hij als militair attaché in een Franse gemeente afgedeeld. Pas veel later kreeg hij eerherstel voor zijn militaire verdienste. In 1934 werd hem de erfelijke titel van baron toegekend: Baron Dossin de Saint-Georges. De laatste toevoeging verwijst naar de plaats van zijn grootste verdienste: Sint Joris (Nieuwpoort), waar ook het 7de linieregiment haar sporen verdiende.
Na zijn dood in 1936 werd de (bekende) Mechelse kazerne naar hem genoemd: kazerne Dossin. De generaal is begraven in Sint-Joris (Nieuwpoort) onder een opvallend grafmonument (naast de kerk).